Is het gewaarborgd krediet geheel of gedeeltelijk terugbetaald, dan staat het de kredietgever of derde-zekerheidsteller vrij om een gehele of gedeeltelijke vrijgave te vragen van de verstrekte zekerheid.
Artikel 8/1, § 2 van de KMO Financieringswet stelt desbetreffend: “Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek, kan de onderneming of elke derde die een zekerheid of een waarborg ter garantie van het krediet gevestigd heeft, de volledige of gedeeltelijke vrijgave van de zekerheid of de waarborg vragen. Het krediet moet volledig of gedeeltelijk terugbetaald zijn vooraleer een vrijgave van de zekerheid of waarborg gevraagd kan worden. Ingeval van weigering informeren de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar de onderneming of de belanghebbende derde schriftelijk over de belangrijkste elementen waarop die weigering gebaseerd is of die de risico-inschatting beïnvloed hebben, en dat op transparante wijze en in voor de onderneming verstaanbare bewoordingen.”
Bij een aanvraag tot vrijgave van de zekerheid moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
Zolang de bank niet integraal terugbetaald werd, is zij niet verplicht om in te gaan op een verzoek van gehele of gedeeltelijke vrijgave van de zekerheid. De bank zal wel de motivering dienen mee te geven op basis waarvan zij de gevraagde vrijgave weigert.
Bepaalde zekerheden, zoals de hypotheek en het pand, zijn trouwens krachtens de wet “ondeelbaar”. Dit betekent dat, zolang het gewaarborgd krediet niet integraal terugbetaald is, de bank als begunstigde van de zekerheid niet gedwongen kan worden om tot een gedeeltelijke vrijgave van de zekerheid over te gaan.
Indien de zekerheid van het type “alle sommen” is (waarmee bedoeld wordt dat niet enkel een specifiek krediet gewaarborgd wordt maar alle bestaande en toekomstige verbintenissen gewaarborgd zijn), zal de bank doorgaans geen vrijgave verlenen zolang de bankrelatie met de betrokken kredietgever nog bestaat.
Het gegeven dat sommige zekerheden van het type “alle sommen” zijn en dus ook toekomstige kredieten waarborgen, kan ook een voordeel bieden aan de kredietgever (of derde zekerheidsteller) en hem ervan weerhouden om vrijgave te vragen van deze zekerheid. Zo gaat het vestigen van een hypotheek bijvoorbeeld gepaard met vrij zware kosten (tussenkomst notaris, registratierechten, …). Wanneer de kredietgever (of derde zekerheidsteller) bijgevolg een gehele of gedeeltelijke vrijgave van de bestaande zekerheid vraagt en bekomt, kan dit tot gevolg hebben dat bij de aanvraag van een later nieuw krediet, er opnieuw kosten moeten gemaakt worden. Deze kunnen vermeden worden door geen gedeeltelijke of gehele vrijgave te vragen van de bestaande zekerheid.