Een pandrecht verleent aan de pandhouder het recht om bij voorrang boven de andere schuldeisers te worden betaald uit de bezwaarde goederen.
Financiële instrumenten zijn (onder meer):
Aandelen in vennootschappen en andere met aandelen in vennootschappen, partnerships of andere entiteiten gelijk te stellen waardepapieren, alsmede aandelencertificaten;
Obligaties en andere schuldinstrumenten, alsmede certificaten betreffende dergelijke effecten;
Alle andere waardepapieren die het recht verlenen die effecten te verwerven of te verkopen of die aanleiding geven tot een afwikkeling in contanten, waarvan het bedrag wordt bepaald op grond van effecten, valuta’s, rentevoeten of rendementen, grondstoffenprijzen of andere indexen of maatstaven.
(Voor pand op roerende goederen wordt verwezen naar de fiche “Pand op roerend goed”.)
Een pandrecht komt tot stand door overeenkomst. Dit zal doorgaans een onderhandse overeenkomst zijn.
De derden worden geacht op de hoogte te zijn van bestaan van het pand en zullen er dan ook rekening mee moeten houden t.g.v. de inbezitstelling van de pandhouder van de verpande financiële instrumenten. Zij kan op twee wijzen gebeuren:
voor gedematerialiseerde financiële instrumenten (dit zijn financiële instrumenten die in een bankrekening zijn geboekt) gebeurt de inbezitstelling doordat de financiële instrumenten op een speciale rekening worden geboekt, geopend op naam van de pandgever of van de pandhouder;
voor nominatieve effecten (dit zijn effecten op naam die zijn ingeschreven in een door de emittent bijgehouden register, zoals bijvoorbeeld een aandelenregister en dus niet zijn geboekt in een bankrekening) gebeurt de inbezitstelling doordat van het pand melding wordt gemaakt in het register (bv. aandeelhoudersregister).
Het maximumbedrag waarvan de terugbetaling gewaarborgd wordt door het gevestigde pandrecht, kan al dan niet vermeld worden in de vestigingsovereenkomst.
ofwel één of meerdere welbepaalde kredieten (= zogenaamde “specifiek” pand).
ofwel alle huidige en toekomstige schulden die de kredietnemer bij de bank heeft of zal hebben (= zogenaamde “alle sommen” pand).
Aan de pandovereenkomst zijn geen specifieke kosten verbonden. De kredietgever kan eventueel dossierkosten aanrekenen.